Negativity bias
Het is inmiddels wel bekend dat de weg naar je doel niet zonder obstakels of kaarsrecht is. Er zijn venijnige haarspeldbochten, hobbels, steentjes die in de voet prikken en soms ga je op je snuit. Als je de gemiddelde persoon vraagt deze weg in kaart te brengen ontbreekt er vaak het een én ander. Veel mensen ondervinden namelijk het effect van de negativity bias. Mensen gebruiken ‘positieve’ en ‘negatieve’ informatie/feedback om de wereld te kunnen begrijpen. Zie het als een soort labels. Mensen slaan dit op zodat ze er bijvoorbeeld ‘van kunnen leren’. Uit psychologisch aspect blijkt dat mensen vaak meer gewicht hangen aan negatieve ervaringen, negatief commentaar en negatieve gedachtes. De negatieve dingen zijn voor mensen ook veel gemakkelijker te herinneren (Vaish, Grossmann, & Woodward, 2008). Dit laat zien waarom het zo belangrijk is je progressie bij te houden! Wanneer je één fout maakt of een vervelende opmerking krijgt kan het zomaar zijn dat deze dan veel zwaarder weegt dan alle goede dingen die je hebt bereikt. Het psychologische stukje achter progressie is dus vooral in de gaten houden wát je meet of onthoud. Wanneer je je alleen focust op de fouten lijkt het voor jezelf ook alsof je het niet goed doet. Je ziet dan alleen de kleine negatieve details van de progressie terwijl je bijvoorbeeld heel veel dingen wél goed doet.
Manieren van progressie meten
De weegschaal
Met een weegschaal meet je het totale gewicht van je lichaam. De lichaamssamenstelling kan voor het gemak verdeeld worden in twee hoofdcomponenten: vetvrije massa en vetmassa. Van deze vetvrije massa is spiermassa de belangrijkste groep. Vetmassa neemt meer volume in, spiermassa is zwaarder maar compacter (Visser, 2015). Met een weegschaal kun je het totaal van deze twee meten. Echter weet je dan niet hoeveel vet en hoeveel spieren je hebt. Het kan daarnaast erg demotiverend werken als je heel lang je best doet om af te vallen en het getalletje gaat niet omlaag. Je weet dan niet of je vetmassa kwijtraakt, spiermassa aankomt en of je überhaupt vooruitgang boekt. De weegschaal is hierdoor vaak niet het juiste apparaat om als leidraad of enige middel te gebruiken.
Je trainingsresultaten meten
Je kunt je resultaten nemen als leidraad voor je progressie. Zoals genoemd in de inleiding kan je prestaties naast elkaar zetten en zo (bijvoorbeeld) elke week kijken of je vooruit bent gegaan. Het vervelende hiervan is dat er geen rekening gehouden wordt met andere factoren. Misschien heb je voor de ene work out een zwaardere dag gehad op werk of minder gegeten, dit kan invloed hebben op je prestatie. Daarnaast is het niet voor ieder doel nodig om significant betere prestaties te hebben. Bij doelen die te maken hebben met prestatie is het dus logisch dat je deze bijhoud en vergelijkt, vergeet daarbij echter niet naar het grote geheel te kijken.
Vetpercentage
Het vetpercentage van een persoon zegt iets over de ratio spiermassa en vetmassa. Dit kan gedaan worden met een speciale apparatuur bij bijvoorbeeld een coach of diëtist. Daarnaast kun je gebruik maken van een huidplooimeter. Durnin en Womersley (1974) hebben een speciale tabel ontworpen waarbij de huidplooien van biceps, triceps, de onderkant van het schouderblad en de plooi vlak boven het bovenbeen worden gemeten. Deze metingen worden opgeteld en zo ontstaat een schatting van het vetpercentage. Let wel dat deze niet voor iedereen geschikt is. Hierbij wordt voornamelijk vet van het bovenlichaam gemeten, mensen die bijvoorbeeld veel vet op hun benen hebben krijgen hierdoor een verkeerde uitkomst
Je ziet dat bij al deze manieren sprake is van een maar. Je kunt jezelf voor de gek houden of je meet niet wat je wilt meten. Daarnaast focus je op hele kleine delen van je progressie in plaats van het totale plaatje. Daarom gaat dit artikel natuurlijk ook over progressiefoto’s.
Progressiefoto’s
De progressiefoto is inmiddels een veelvoorkomend fenomeen. Over heel internet zweven zogenoemde ‘before and after’ foto’s van mensen die willen laten zien hoe zij door middel van fitness iets hebben veranderd aan hun lichaam. Bedenk dat zij dit niet alleen doen voor de buitenwereld, zij doen dit ook zodat zij het zelf kunnen zien! Jij ziet jezelf elke dag, hierdoor kan het lastig zijn kleine verschillen op te merken. Wanneer je tussentijdse foto’s maakt kun je goed zien wat er veranderd aan je lichaam. Dit kan je gewoon voor jezelf doen. Je ziet hierdoor of je slanker word, meer spierdefinitie krijgt, aankomt en of je lichaam anders gevormd is. Naast de trainingsprogressie heb je zo dus je lichamelijke progressie het beste in kaart.
Bij progressie foto’s is het belangrijk te onthouden dat jij uniek bent en niet perfect hoeft te zijn. Op internet zie je vaak de volgende wonderlijke scenario’s:
Het lijkt een meestelijke transformatie, en deels is dat ook wel af te leiden aan de prestaties. Maar de oplettende lezer weet al waar ik naar toe wil gaan met dit verhaal. Het zoek de verschillen plaatje: andere houding, spray tan, beter verzorgde haren, mooiere kleding en vrolijkere gelaatstrekken. Staar je bij deze foto’s dus niet blind, het is deels ook show.
Natuurlijk moet je je eigen progressie nooit willen vergelijken met een ander, iedereen is immers uniek. Wat je hier voor jezelf uit kunt halen is dat jij de beste progressiefoto’s maakt door hier op te letten. Wanneer jij progressiefoto’s maakt met dezelfde houding, kleding, belichting en uitstraling kun je namelijk je vooruitgang beter zien!
Naast de progressiefoto’s is het effectief om bepaalde omtrekken te meten., Wil jij dat je buik dunner word, neem deze omtrek dan mee in je meting. Mocht je iets op het oog gemist hebben dat kun je dit altijd nog terug zien aan de centimeters.
Bronvermelding
Visser, M, (2015). Informatorium voor voedng en dietetiek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Vaish, A., Grossman, T., & Woodward, A. (2008). Not all emotions are created equal: The negativity bias in social-emotional development. Psychological Bulletin 134(3), 383-403.
Durin, J., V., G., A., & Womersley, J. (1974). Body fat assessed from total body density and its estimation from skinfold thickness: measurements on 481 men and women aged from 16 to 72 Years. British journal of nutrition, 32(01), 77-97.